Joan Albert Ban

Joan Albert Ban (1597/8-1644) (ook: Joannes Albertus Bannius) was een Haarlemse priester en rechtsgeleerde, die ook componeerde en over muziek schreef. Hij werd in 1628 kanunnik in Haarlem. Hij was o.a. bevriend met Descartes, Hooft en Constantijn Huygens. Op het gebied van componeren was hij autodidact. Van zijn composities is alles, op een drietal stukken na, verloren gegaan.

In het begin van de 17e eeuw was de gelijkzwevende stemming nog niet in gebruik. Daardoor waren enharmonische verwisselingen niet mogelijk en bestond er verschil tussen c en bis, cis en des enz., zodat toetsen op het klavier slechts een betekenis konden hebben.
Sigtenhorst Meyer schrijft in zijn boek over Jan Pieterszoon Sweelinck:

De meest gebruikelijke stemming was de ondertoetsen als c, d, e, f, g, a, b en de boventoetsen als cis, dis (of es), fis, gis en bes. Dit sloot dus een groot aantal toonladders en accoorden uit. Voor de muziekpraktijk van de 16e en 17e eeuw was dit echter niet bezwaarlijk en die beperking kan door de toondichters ook niet zijn gevoeld. Immers de tonenwereld, waarin zij zich bewogen, was, wat het aantal toonladders en accoorden betreft; nog zeer beperkt en de genoemde toonreeksen der onder- en boventoetsen waren voldoende om het toen gebruikte toonstelsel op te bouwen: De 16e-eeuwse instrumentale muziek sloot nog geheel aan bij de vocale (a-cappella) muziek van die tijd en eerst langzaam zou zij zich hiervan verwijderen en gebruik gaan maken van de grotere vrijheid en het groter aantal mogelijkheden, waartoe zij uiteraard geschikt was, om eindelijk een geheel eigen weg in te slaan. Alleen voor de theoretici was het hinderlijk, dat zij in hun betogingen, waarbij het clavecimbel werd gebruikt, zo geknot waren. Het moeten dan ook de theoretici zijn geweest, die het eerst beproefd hebben deze beperktheid op te heffen: Zo zijn er klavieren gebouwd, waarbij de boventoetsen (en soms ook de ondertoetsen) in tweeën verdeeld waren, zodat de twee helften bijv. dis en es, fis en ges enz. lieten horen. Hiermede was natuurlijk veel gewonnen en het aantal toonsoorten en accoorden aanmerkelijk uitgebreid; in de praktijk van het spelen echter was een dergelijk klavier begrijpelijkerwijze niet erg bruikbaar.
 
Ook in ons land heeft de Haarlemse priester Dr. Joan Albert Ban zich in 1639 bezig gehouden met het verbeteren van het clavecimbel in dit opzicht. Met niemand minder dan de beroemde Descartes deed hij metingen voor de bepaling der juiste toonsafstanden en eenmaal deze gevonden, bracht hij ze van toepassing op "Het Volmaekte Klaeuwier". Dit klavier had, úitstekend boven de vijf zwarte toetsen, nog een reeks van vijf rode toetsen. Deze laatste lagen in een versmald gedeelte van de zwarte toetsen op dezelfde wijze als op onze klavieren de zwarte in een uitgesneden gedeelte van de witte liggen: Dit instrument moest nu op de volgende wijze worden gestemd: "Eerstelyck steld men alle witte klaeuwieren op zuyvere vijflingen" (kwinten). (Geheel duidelijk is dit niet in verband met de tweede witte toets voor d: d*, die volgens de tekening van het klavier met een "Snipzel" (komma) is verhoogd als reine kwint van g.)
"Daer nae steld men de zwarte klaeuwieren". Deze worden echter niet uitsluitend in kwinten gestemd, maar in een gemengde kwinten- en tertsenstemming: bes als grondtoon van bes-d-f (dus als reine onderkwint van f); fis als terts van d-fis-a (naar d en a); cis als kwint van fis; en op dezelfde wijze gis als terts van e-gis-b en dis als kwint van gis.
"Ten laetsten steld men de roode klaeuwieren": bes als kleine terts van g-bes-d' (naar g en d'; deze bes is dus iets hoger dan bes met de zwarte toets); es als onderkwint van déze bes: es-g-bes; dan gis (as) als kl. terts tussen f en c: f-gis (as)-c en als grondtoon van gis (as)-c-es, enz.
Voor ons doet de benaming van enkele tonen met kruisen in plaats van met mollen vreemd aan: cis en gis van de rode toetsen zouden wij des en as noemen, evenzo zijn benamingen van drieklanken met cis-f-gis, gis-c-es, enz. weinig duidelijk. Ten slotte ontbreken in dit stelsel de tonen ges en ais benevens de enharmonische verwisselingen voor de tonen der witte toetsen. Toch was hiermee de uitbreiding van het aantal bruikbare toonsoorten en accoorden belangrijk, ook al bleven er van beide nog een paar uitgesloten.
Naar Bans model moeten er "naermaels meer andere gemaekt zyn". Hiervan is er echter geen enkel overgebleven. Of het "Volmaekte Klaeuwier", evenals het clavecimbel met verdeelde boventoetsen, in de praktijk zeer bruikbaar was, valt te betwijfelen, daar de toegevoegde toetsen het snel grijpen van accoorden heel onhandig maken. Bovendien werd het mechaniek ingewikkelder, wat de aanbouw niet bevorderd zal hebben.
Vermeldenswaard is nog, dat als geheel op zichzelfstaand geval, in het Fitzwilliam Virginal Book een hexacord-fantasie voorkomt van Dr. John Bull, waarin de componist enharmonische verwisselingen schrijft op een wijze, die men zich slechts mogelijk kan denken in de 18e eeuw na invoering van de getempereerde stemming. Met dit merkwaardige stuk heeft men eigenlijk nooit goed raad geweten. Bull kan het of voor 'n theoretische betoging hebben geschreven, of hij had een instrument tot zijn beschikking met dubbele toetsen voor kruisen en mollen, maar dan ook over de gehele omvang van het klavier, voor cis-des; dis-es, fis-ges, gis-as, ais-bes en b-ces!! (al deze tonen komen in Bulls stuk voor). Of - en dit is de veronderstelling van Fuller Maitland en Barclay Squire, die het Fitzwilliam Virginal Book in 1899 in druk hebben laten verschijnen - hij gebruikte toen al een getempereerde stemming. Dit laatste is echter niet zo heel aannemelijk, daar het stuk als eenling staat tussen alle 297 stukken, die het handschrift bevat, terwijl ook verder zulke enharmonische verwisselingen in die tijd hoogst zelden voorkomen. Men kan daarom aannemen, dat Bull een dergelijk stuk enkel om een of andere bijzondere reden heeft geschreven; waarom zouden er anders niet meer in deze trant van hem zijn?

Toonschaal en toetsenbord

toonschaal

Bans reine 18-toons toonschaal voor zijn volmaekte klaeuwier, een ontwerp voor een clavecimbeltoetsenbord met 5 extra zwarte toetsen en extra D-toets, zie onder. Uit: Kort Sangh-Bericht, Amsterdam, 1643, hoofdstuk 8 Van den volmaekten Zangh-leder, pagina 24.

De bovenstaande snaarlengte-verhoudingen omgerekend in frequentieverhoudingen zijn:

      18:         2/1                        C
                           16/15
      17:        15/8                        B
                           25/24
      16:         9/5                        Bes-plus
                           81/80
      15:        16/9                        Bes
                           16/15
      14:         5/3                        A
                           25/24
      13:         8/5                        As
                          128/125
      12:        25/16                       Gis
                           25/24
      11:         3/2                        G
                           16/15
      10:        45/32                       Ges
                           81/80
       9:        25/18                       Fis
                           25/24
       8:         4/3                        F
                           16/15
       7:         5/4                        E
                           25/24
       6:         6/5                        Es
                          128/125
       5:        75/64                       Dis
                           25/24
       4:         9/8                        D
                           81/80
       3:        10/9                        D-min
                           25/24
       2:        16/15                       Des
                          128/125
       1:        25/24                       Cis
                           25/24
       0:         1/1                        C

Ban-klavier

Muzikale termen

Ban ontwikkelde gedurende 20 jaar een systeem waarin de tekst muzikaal wordt uitgedrukt d.m.v. bepaalde intervallen, harmonieën en ritmen, de zogenaamde musica flexanima, en paste dat toe in de bundel Zangh-Bloemzel. Ook bedacht hij zelf Nederlandse woorden voor muzikale termen. Ze vonden weinig weerklank. In de uitgave van Zangh-Bloemzel & Kort Sangh-Bericht staat de hele lijst. Een greep hieruit met de hedendaagse termen erbij:

meklankconsonant
onklankdissonant
speeltuyghinstrument
zanghganghmelodie
zanghkonstmuziek
zanghledernotenbalk
zanghlievermuziekliefhebber
zanghmaekercomponist
zanghreytstoonladder
zanghstoeltoontrap
zanghswelschikkelykheidtharmonie
zanghwetinghmuziektheorie
tusschenvalinterval
voordelingheverhouding
snipzelkomma 81:80
minsten halven toonkleine diëze 128:125
minderen halven toonchromatische halve toon 25:24
meerderen halven toondiatonische halve toon 16:15
minderen toonkleine grote secunde 10:9
meerderen toongrote secunde 9:8
minder drielinghkleine terts 6:5
meerder drielinghgrote terts 5:4
twetoonditonus 81:64
vierlinghkwart 4:3
vijflinghkwint 3:2
minderen zesselinghkleine sext 8:5
meerderen zesselinghgrote sext 5:3
achtelinghoctaaf 2:1
eensnaarmonochord
gemene grondstembasso continuo

Verschillende dichters hebben een gedicht aan Ban opgedragen, waaronder Vondel:

Op de zangkunst van den Heere Joan Albert Ban

Ay Ban, nu zegh my toch wat is 't?
Wat is 't? (ay zegh, ik zal u danken)
Dat ghy, in 't barnen van dien twist
En strydt van ongelyke klanken,
My hooren laet dien lieven pais
Der Engelen, in Godts pallais?

My dunkt, ik hoor, in eene wolk,
het paradys vol nachtegalen.
Hoe schiet dat schoongevedert volk
My in het oor zoo blyde stralen
Van toonen! kinders gunt my stilt.
Wie streelt myn hart? och Ban, het smilt.

Is nu de Blink in Thabors schyn,
En Godts Iordaen te zien in 't Spaeren?
Daer Iesus zangers bezigh zyn
Met galm van wint, en hemelsnaren.
Wie blaest dien galm? wie streelt die snaer,
Dan hoogh, dan laegh, dan middelbaer?

Ghy sult (zoo Haerlem, naer den Nyl,
Zich quyten gaet, voor 't zaligh teeken)
Met zulk een vyl en Englestyl
De Damiaetsche keten breeken.
Wat maekt de zaegh voor Haerlems boegh?
Een keel vol org'len is genoegh.

Vondel.

Literatuur

  • Ban, Joan Albert. Dissertatio epistolica de musicae natura, origine, progressu et denique studio bene instituendo. Isaac Commelin, Leiden, 1637, 60 pagina's. Ook in H. de Groot et alii, Dissertationes de studiis instituendis. Elsevier, Amsterdam, 1645.
  • Ban, Joan Albert. Zangh-Bloemzel & Kort Sangh-Bericht. Elsevier, Amsterdam, 1642/1643. Herdruk Frits Knuf, Amsterdam, 1969, reeks: Early Music Theory in the Low Countries vol. 1, Frits R. Noske (ed.), 83 pagina's.
  • DBNL auteur - Joan Albert Ban
  • Grijp, Louis Peter (ed.) Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, Amsterdam University Press, 2001, 916 pagina's met CDROM.
  • Rasch, Rudolf A. "Ban's intonation", Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis vol. 33, 1983, pp. 75-99.
  • Sigtenhorst Meyer, B. van den. Jan P. Sweelinck en zijn instrumentale muziek. Servire, Den Haag, 1934, 1946, 303 pagina's.