De middentoonstemming gedemonstreerd

Tijdens het Muziekfeest van de I.S.f.C.M. dat verleden jaar in ons land plaats vond, werd in een der studio's te Hilversum een demonstratie gegeven van twee clavecimbels waarvan de ene gestemd was in de evenredige stemming van thans en de andere in de middentoonstemming, zoals die in de zeventiende eeuw gangbaar was. De demonstratie was ingericht door den heer Rutger Schoute en zij bestond uit een klein concert, gegeven door den heer Hans Philips, die Variaties van Sweelinck beurtelings op de beide instrumenten speelde, en ten slotte de Chromatische Fantasie van Sweelinck in de oude stemming ten gehore bracht. Op de avond van diezelfde dag is dit concert ook uitgezonden geworden. Het doel was een vergelijking mogelijk te maken van de muzikale waarde van de beide stemmingen. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat dit verschil het beste voelbaar zou zijn aan muziek die gecomponeerd werd toen uitsluitend de ene stemming de algemeen heersende was. Alvorens over de bevindingen iets mede te delen moge voorafgaan een beschrijving van wat middentoonstemming is en van de regels volgens welke een instrument in die stemming wordt gestemd.

Wat is middentoonstemming?

Indien men eerst, zeg in C-groot, zingt DO-re-mi-re-DO, met de volle nadruk op do, en later in a-klein, met de klemtoon op mi, zingt MI-re-do-re-MI, dan zingt men de re op verschillende hoogte, ook zonder bewuste bedoeling. Dat zingt vanzelf. De verschillende gemoedsstemming vindt haar muzikale uitdrukking door verschil in muzikale acoustische stemming. De twee re's hebben wat men noemt een onderscheid van een syntonische komma, zij hebben een frequentieverhouding 80:81, in trillingen per seconde verschillen zij 1 op de 80. Al naar gelang bij de zuiver geïntoneerde do en mi de ene of de andere re gezongen of gespeeld wordt, wordt ons de betekenis hoorbaar van C-groot of a-klein.
Op een instrument met toetsen voor vaste toonhoogten is het niet goed mogelijk twee re's te maken. Reeds bij Zarlino vindt men de regel, om één re te stemmen, midden tussen die twee. Dat is de betekenis van het woord middentoonstemming. De secunde do : re wordt dus een halve komma fout, en aangezien men met twee kwinten do : sol en sol : re van do naar re kan komen, en de twee kwinten even groot moeten uitvallen, zullen de kwinten dus 1/4 komma fout zijn, 1/4 komma te klein. Bij zuiver gehouden oktaven worden de kwarten dus 1/4 komma te groot. Zet men nu een rij van zulke middentoonse kwinten, resp, kwarten, achter elkaar:

es : bes : f : c : g : d : a : e : b : fis : cis : gis

dan heeft men telkens zuivere harmonische tertsen es : g, en bes : d, enz. tot e : gis toe. Er is echter geen zuivere terts as : c, en ook geen zuivere terts b : dis. Men kan dan niet meer een stuk spelen, dat in Es-groot gecomponeerd is (met de subdominant as) en evenmin een stuk dat gecomponeerd is in E-groot, met de leidtoon dis. Men kan wel es : gis : c spelen, maar niet es : as : c; deze gis in plaats van as is wat men vroeger een wolf noemde.
In de chromatische rij c : cis : d : es : e : f : fis : g : gis : a : bes : b : c heeft men afwisselend kleine en grote halve tonen (of kleine secunden). De intervallen van de klassieke leidtonen zijn kleine secunden (cis : d, d : es, e : f, fis : g, gis : a, a : bes, b : c), de chromatische halve tonen zijn kleine halve tonen (c : cis, es : e, f : fis, g : gis, bes : b). Deze afwisseling geeft de mogelijkheid tot een grote rijkdom en innigheid van expressie, die geheel wordt opgeofferd in de evenredige stemming.
Ook in de septiemakkoorden is er verscheidenheid. Behalve de gewone akkoorden zoals a : cis : e : g en e : gis : b : d, en hun gespiegelden g : es : c : a en d : bes : g : e, heeft men er nog bijzondere in bes : d : f : gis en es : g : bes : cis. met hun gespiegelden gis : e : cis : bes en cis : a : fis : es. Naar hun schrijfwijze kan men ook denken aan vergrote sexten, bes : gis en es : cis, maar zij klinken als harmonische zevenden.
De grens van de bruikbaarheid dezer middentoonstemming wordt bepaald door de reeds genoemde wolven: het ontbreken van as boven gis, van dis boven es en zo meer. Dit belemmert de modulaties. Christiaan Huygens vond hierin aanleiding om te beproeven tot een evenredige stemming te komen, (fijner dan die met twaalf halve tonen), waarin de eenheid ten naaste bij het verschil tussen gis en as zou zijn. Hij vond de evenredige diëzenstemming, een cyclische middentoonstemming kan men zeggen, met 31 vijfde-tonen of diëzen in het oktaaf.

De practische verwezenlijking

De grote tertsen moeten zuiver harmonisch zijn, dat wil zeggen zonder zwevingen klinken. De kwinten moeten 1/4 komma te klein zijn de kwarten 1/4 komma te groot. Een komma betekent 1 zweving op 80 trillingen, dus geeft 1/4 komma 1 zweving op 320 trillingen. De kwinten moeten dus 1 op 320 naar binnen zweven, de kwarten 1 op 320 naar buiten. In het timbre van een clavecimbel hoort men dit, duidelijker dan bij een piano, als een vibrato.
Men stemt eerst de ongestreepte kleine a op 220 trillingen per seconde (440 halve trillingen).
Vervolgens de cis' en de cis zo, dat er geen zwevingen zijn. Zo lang deze grote terts, en de kleine sext nog niet zuiver zijn hoort men een hoge cis''' zweven. Die zwevingen moeten ophouden. Ook de f moet zuiver gestemd worden, dat wil zeggen dat de zwevingen van een hoge a'', die men hoort, moeten ophouden. Vervolgens wordt de d gestemd. De kwint moet zweven. Wat men hoort zweven is een toon a', de gidstoon van d en a, die een frequentie heeft van 440 trillingen per seconde. Op 320 trillingen moet 1 zweving komen. Op de 440 per seconde valt dus 440/320 = 11/8 zweving. Per minuut zijn dat 82,5 zwevingen. Met de metronoom (kwartnoot = 82) kan men gemakkelijk controleren of de zwevingen het goede tempo hebben.
Op deze d worden fis en Bes en bes afgestemd. De fis is goed, wanneer men de fis'' niet meer hoort zweven, de bes is goed wanneer men geen zweving meer hoort in de gidstoon d'''. Controle op de bes heeft men, omdat de kwart f : bes in de gidstoon f'' zweven moet in het tempo: kwartnoot = 132.
Nu komt e aan de beurt. De kwart e : a moet zweven in de gidstoon e'' met een tempo: kwartnoot = 3/2 × 82,5 = 124.
Op e worden gis en c afgestemd, zonder zwevingen in de gidstonen gis'' en e''. Controles heeft men in de zwevingen van de kwint cis : gis in de gidstoon gis' (met tempo: kwartnoot = 77) en van de kwart c : f in de gidstoon c'' (met tempo: kwartnoot = 99).
Eindelijk komt g. De kwart d : g moet zweven in de d'' met een tempo 2/3 × 82,5 per minuut of tempo: kwartnoot = 55. Controle vindt men in de kwint c : g, die in de gidstoon g' zweven moet met een tempo: kwartnoot = 2/3 × 55 = 37.
Ten slotte komen de b en de es zuiver tegen de g, zonder zwevingen in de gidstoon b'', respectievelijk g''. Controles vindt men in de zwevingen van e : b in de gidstoon b' met tempo: kwartnoot = 92 en van es : bes in de gidstoon bes' (tempo: kwartnoot = 88).
Er zijn nog twee bijzondere controles mogelijk. Men heeft nog Bes en gis, die zweven moeten in de gidstoon gis'' met een tempo: kwartnoot = 89, terwijl es en cis' zweven moeten in de gidstoon cis''' met een tempo: kwartnoot = 118. Het ongestreepte kleine oktaaf is nu gestemd, en de stemming kan met zuivere oktaven omhoog en omlaag worden voortgezet.

Uitslag

Het spreekt vanzelf dat het belang van de demonstratie lag in de reactie van de deelnemers en van de toehoorders op het gebodene. In de eerste plaats was er de reactie van den stemmer, den heer A. J. Bak. Aanvankelijk meende deze dat er bezwaren bij de stemming zouden rijzen, maar toen eenmaal de bedoeling van de opgestelde regels volkomen duidelijk was, ontwaakte bij hem een zekere geestdrift waarvan een prachtig gestemd instrument het gevolg was. Vervolgens was er de reactie van den uitvoerenden kunstenaar, die te kennen gaf dat, ware het niet dat hij ook moderne composities te spelen had, hij er verre de voorkeur aan zou geven, zijn instrument in de middentoonstemming te laten blijven. Indien er in de moderne compositie een des en een as gespeeld moet worden terwijl het instrument slechts een cis en een gis te bieden heeft, dan kan die compositie niet ten gehore worden gebracht. Ten slotte was er de reactie van de aanwezige musici, die bijna zonder uitzondering nog nimmer een instrument in de middentoonstemming hadden gehoord. Algemeen was men het er over eens dat er een groot aesthetisch verschil te horen was en men gaf de voorkeur aan de oude stemming.
Aangetekend moet worden dat wegens het bijzondere timbre waardoor een clavecimbel zich onderscheidt van een pianoforte, voor dat instrument het verschil in de stemmingen nog duidelijker sprak dan het voor een pianoforte zou doen. De klank van het clavecimbel is veel rijker aan hoge harmonischen en het zijn juist deze, die bij de onzuiverheid van de tertsen in de evenredige stemming het grootste bezwaar opleveren. Bij de middentoonstemming zijn de tertsen zuiver en het lichte vibrato als gevolg van de zwevingen die de kwinten te horen geven, geeft aan de muziek een zekere warmte. De woorden die gebruikt werden om dit verschil aan te duiden waren verschillend. De een vond de evenredige stemming kil, de andere kaal. Weer een ander genoot in de middentoonstemming een grotere rijkdom en diepere innigheid. Nog iemand stelde de voornaamheid van de middentoonstemming tegenover de banaliteit van de evenredige stemming. Kortom het was duidelijk waarom destijds de musici sich twee eeuwen lang verzet hebben tegen het prijsgeven van de adel van hun grote-tertsharmonie. De behoefte aan de vrijheid tot moduleren moest eerst zeer sterk worden voordat men de ongereptheid der oude schoonheid daaraan ten offer bracht.

A. D. Fokker, 1949

Op de pagina Vergelijk temperaturen zijn muziekfragmenten in de middentoonstemming te beluisteren.